Nawoord

Toen ik aan dit boek begon, besprak ik mijn koopverslaving met enkele vrienden en collega’s. Tot mijn verrassing kwam ik erachter dat bijna iedereen die ik sprak wel een koopverslaafde kende.

Een vriend vertelde me over zijn moeder die in een van haar koopaanvallen kamers vol meubels bestelde bij Bloomingdale’s. Hij bewaart een levendige herinnering aan zijn moeder die op de oprit van hun huis in een buitenwijk staat terwijl ze omringd wordt door een berg dozen van Bloomingdale’s, terwijl de vrachtwagens van de bezorgdienst wegrijden, de avondschemering tegemoet. Zulke uitbarstingen, legde hij uit, ruïneerden uiteindelijk haar kredietwaardigheid.

Een ander verhaal ging over een pasgetrouwde vrouw die naar Saks Fifth Avenue ging, een persoonlijke shopper meenam en een creditcard. Bijna vijfduizend dollar lichter verliet ze de winkel in een koopverslaafde roes om de volgende dag terug te keren en meer dan de helft van haar aankopen terug te brengen.

==

Als ik nu het woord ‘koopverslaafde’ of ‘shopaholic’ googel, dan krijg ik duizenden hits. Internet staat vol met blogs die geschreven zijn door koopverslaafden die er voor uit zijn gekomen. Een blogger schrijft dat ze ‘koopt om de merken, voor de liefde ervoor’, terwijl een ander zegt dat ze niet zo’n stereotype ‘leuke en modieuze shopaholic’ is als in films te zien is. Ze is te zwaar, heeft pleinvrees en is verslaafd aan eBay. Weer een ander geeft toe dat kopen een enorme ‘druk’ op haar creditcard en haar bankrekening legt.

Blogs van koopverslaafden staan vol bekentenissen, smart, verdriet, een tikje humor en erg vaak schemert er iets van wanhoop doorheen.

En voor elke koopverslaafde blogger schijnt er een remedie te zijn: in twaalf stappen van je schuld af, tien manieren om erachter te komen of je verslaafd bent aan creditcards. Therapeuten, raadslieden en hulpgroepen voor losgeslagen shoppers. Er bestaat zelfs een ‘stoppen met shoppen’-doos, verkrijgbaar voor 19,99 dollar!

==

Na mijn moeders overlijden in 1989, toen ik voor het eerst dwangmatig ging winkelen, bestond geen van deze diensten. In feite zou het waarschijnlijk voor mij onmogelijk zijn geweest om een naam aan mijn probleem te geven. De psychiatrische term voor de aandoening, compulsieve koopstoornis, werd pas begin jaren negentig gebruikt. Bovendien werd winkelen in die tijd gezien als jezelf verwennen, een soort beloning. Jezelf verwennen, aan winkeltherapie doen, kopen om van je depressieve bui af te komen, het werden allemaal populaire, vaak gebruikte termen. En door jezelf uit te roepen tot ‘koopverslaafde’ ontlokte je glimlachjes en schouderklopjes van mensen, soms werd je er zelfs om benijd. Dit maakte het lastig voor me om mijn opkomende koopfases te zien als een probleem.

Maar ergens wist ik wel dat ze dat waren.

==

Pas aan het einde van de jaren negentig kwam ik tijdschriftartikelen tegen die koopverslaving behandelden als een echt probleem, als een dwangmatige stoornis met potentieel serieuze problemen en met zowel psychische als psychosociale symptomen. Zelfs toen werd de ernst van het probleem vaak als ‘lachwekkend’ afgedaan. Ik maakte dit boek midden in de wereldwijde financiële crisis af, en daardoor werden alle onderwerpen zoals het doel van shoppen, consumentenkrediet, hebzucht en opmerkelijke consumptie, opeens hoogst interessant en kregen de talloze populaire beelden van een cultuur die zich suf shopte een andere betekenis. Sommige journalisten riepen de Amerikaanse consument op om de noodlijdende economie te redden en gewoon te gaan shoppen om op die manier de groei van de economie te blijven stimuleren, terwijl andere de doodsklok luidden voor de gouden eeuw van ‘bling’.

In een artikel uit 2008 in The New York Times, getiteld ‘In Hard Times, No More Fancy Pants’, stond te lezen dat het te koop lopen met je welvaart als lomp werd gezien en dat er een ‘heroverweging is van wat acceptabel consumentisme is’.

Opeens werden uitgeefgewoontes, creditcardschulden en het te koop lopen met je rijkdom met andere ogen bekeken. Zuinigheid, een woord dat in de afgelopen twintig jaar bijna niet werd gebezigd, werd plotseling weer gebruikt. Over degenen die nog steeds ‘hevig shopten’ werd gefluisterd dat ze hun aankopen bij winkels als Hermès en Louis Vuitton in bruine, papieren zakken stopten. De opzichtige plastic tas had zijn status verloren.

Maar door continu veel spullen te blijven kopen, of deze nu wel of niet verstopt werden in een bruine zak, liet je niet echt een verandering van waarden zien. En voor elk verslag over dwangmatige kopers die bekeerd werden door de economische bezuinigingen, was er een ander die bekendmaakte dat er meer koopverslaving was dan ooit.

Volgens Karen Pine, schrijfster van Sheconomics, zijn vrouwenin crisistijd meer geneigd om geld aan zichzelf te besteden om zo uit de ellende te ontsnappen. Haar onderzoek laat zien dat sommige vrouwen kopen gebruiken om hun gevoelens te reguleren en zichzelf af te sluiten voor negatieve gevoelens.

Verwarrende tijden voor een herstellende koopverslaafde?

Hoewel ik volledig de verantwoordelijkheid op me neem voor mijn dwangmatige koopgedrag, mijn slechte beslissingen en mijn persoonlijke schuld, vraag ik me soms af in hoeverre de tijd waarin ik leefde een rol heeft gespeeld in het voeden van mijn verslaving. In de conclusie van het boek I Shop Therefore I Am: Compulsive Buying and the Search for Self van April Lane Benson, stelt Benson dezelfde vraag: zijn consument en cultuur van elkaar afhankelijk? In haar essay onderzoekt ze de invloed die sociaal-economische en technologische veranderingen hebben gehad op kopers vanaf begin jaren zestig (het decennium waarin ik geboren ben). De winkelcentrumervaring, het vertoon van rijkdom op televisie die het mogelijk maakte ‘dat er wereldwijd het verlangen naar dingen ontstond’, en de invloed van adverteren hebben allemaal, zo schrijft Benson, geleid tot een ongezonde benadering van shoppen en heeft geresulteerd in het besef dat ‘meer misschien wel minder kan zijn’.

Mijn verhaal wordt gekenmerkt door al deze veranderingen: de opkomst van een winkelcentrumcultuur, een toename van adverteren en invloed van de media, en een maatschappij die in toenemende mate welzijn afmat aan materiële bezittingen. In de jaren negentig was de link tussen goederen die gepromoot werden en identiteit nog uitgesprokener.

Ik weet dat modetijdschriften voor mij belangrijk zijn geweest bij het vormen van een zelfbeeld, een vrouwelijke identiteit. Mijn hang naar perfectie was gebaseerd op foto’s uit tijdschriften. Het tijdschriftbeeld was de toegangspoort tot de aankoop. Ik weet dat het feit dat ik gemakkelijk krediet kon krijgen mijn verlangen om te kopen aangewakkerd heeft. In de afgelopen dertig jaar droegen creditcards bij aan een maatschappij die al winkelend gek werd. En ik weet dat bepaalde televisieprogramma’s me sterk beïnvloedden.

Ik moet toegeven dat ik blij was toen het tijdperk Sex and the City over was, omdat het soms bijna onmogelijk leek om die illusie te verslaan, zelfs als de werkelijkheid om me heen woedde. Ik was Carrie Bradshaw! Ik was een freelancejournalist in New York en ik wist dat ik me van mijn inkomen niet elke avond cocktails of tien paar schoenen van vijfhonderd dollar per schoen kon veroorloven. Ik wist dat Carrie Bradshaw nep was! Toch pikte ik de illusie.

Terwijl al deze krachten van buitenaf invloed bleven uitoefenen, waren de hoofdingrediënten van mezelf: mijn verdriet, mijn lage zelfbeeld, mijn kinderlijke gedrag wat betreft mijn financiën. Mijn aandrang om geld uit te geven werd niet gezaaid door Saks Fifth Avenue of de redacteuren van Vogue. In het licht van het feit dat de meeste mensen die winkelen geen dwangmatige kopers zijn die te veel uitgeven, henzelf niet in onhanteerbare schulden steken en relaties kapotmaken, is het misschien niet eerlijk om de schuld te geven aan de maatschappij.

En toch, als ik veertienjarigen zie die hunkeren en smachten naar handtassen van veertienhonderd dollar of artikelen lezen die voorspellen dat in 2010 meer dan de helft van de jonge Britse vrouwen een gemiddelde schuld heeft van vijfduizend pond omdat ze te veel uitgeven om de levensstijl van beroemdheden na te doen, gaan bij mij de alarmbellen af. Tegenwoordig wordt wereldwijd bericht over koopverslaving, van Italië tot Australië, van Engeland tot India.

==

Was mijn probleem een serieuze ziekte, een echte ziekte, een klinische stoornis? Ik zou het niet weten.

Tijdens het schrijven van dit boek wordt koopverslaving nog steeds niet gezien als een stoornis volgens het handboek van de geestelijke gezondheidszorg, het Diagnostic and Statical Manual of Mental Disorders, meestal dsm genoemd. (Tegenwoordig is dwangmatige koopstoornis opgenomen in de lijst met andere dwangmatige stoornissen.) Maar dit kan veranderen aangezien psychiaters zich opmaken voor een herziene editie die in 2010 zal worden uitgegeven en waarvoor men overweegt om dwangmatige koopstoornis op te nemen.

Hierop anticiperend zijn gezondheidszorgprofessionals, academici en onderzoekers meer gaan analyseren en discussiëren over de aard van de aandoening, haar oorzaken en hoe wijdverspreid ze eigenlijk al kan zijn.

==

Tegenwoordig zijn mijn leven en koopgewoontes veranderd. Ik woon niet langer in het epicentrum van koopverleiding, in hartje Manhattan. Ik ben verhuisd naar Londen, ben getrouwd en ben daarna verhuisd naar Frankrijk. Niet geheel toevallig ben ik uiteindelijk met dezelfde man getrouwd op wie ik twintig jaar geleden in Parijs verliefd was geworden. Hoewel de afstand ons toen van elkaar gescheiden hield, hebben we contact gehouden. Hij is geen shopper en heeft zichzelf nooit vormgegeven door materiële bezittingen.

Op dit moment wonen we in West-Parijs, in een woonwijk. Als ik de deur uitga, vind ik niet langer een luilekkerland aan winkelmogelijkheden. Dit is volgens de experts een heel verstandige zet. Door afstand te creëren tussen jezelf en je verleidingen heb je al de helft van de strijd gewonnen.

Mijn relatie met mijn familie – mijn vader en mijn twee broers – is ook verbeterd. We spreken nu vrijer over het verleden en zelfs over de spullen die in de kelder van ons ouderlijk huis liggen, een plek die nu dient als troost.

Ja, ik winkel nog steeds. Ik heb nog steeds de neiging om dingen te kopen en ze vervolgens in de tas te laten zitten, maar ik verstop ze niet langer achter in de kast. Ik hou ze een tijdje bij me, geniet van het nieuwe ervan en draag ze dan uiteindelijk. Ik sta mezelf toe iets te willen, ergens echt naar te verlangen voordat ik het koop. Ik geef niet te veel uit en leef ook niet boven mijn stand.

En als ik shop, dan is die ervaring niet langer getekend door vreemde lichamelijke sensaties, spijt of verdriet. De behoefte om een gat in mijzelf te vullen – of dat nu voortkomt uit een gebrek uit mijn allervroegste jeugd, mijn moeders overlijden of mijn lage zelfbeeld – is er niet langer.

Ik wilde in dit boek een aantal van de echte gevaren van te veel geld uitgeven extra onder de aandacht brengen, van doen alsof het goed met me ging als dat niet zo was, van het negeren van mijn financiële gezondheid in dit proces en van het beschadigen van relaties. Echter, wat het belangrijkst is, is dat ik geprobeerd heb om de gevaren onder de aandacht te brengen van leven op een manier die mijn essentie verloochende. Door mijn emotionele behoeften te ontkennen was ik zelf bijna letterlijk verdwenen. Toen ik mezelf de vraag stelde: hoe kan een vrouw met zo’n volle kledingkast zich zo ontzettend leeg voelen vanbinnen?, was dat niet zonder oprecht verdriet en verwarring. Eerlijk gezegd was er een tijd waarin ik niet wist hoe ik deze vraag moest beantwoorden.

Terwijl ik weet dat er ergere dingen zijn, en mijn verhaal lang niet zo afschrikwekkend of gevaarlijk was als andere verhalen die ik sindsdien heb gehoord, weet ik wel dat mijn ervaringen de bekende koopverslaafdesnaar raken: het gebrek aan innerlijke inhoud proberen te vervangen door uiterlijke trucjes.

Nu draait kopen voor mij niet langer om het vullen van een innerlijke leegte. En daardoor is het anders geworden.